Het
jaar, 777 na Chr., waarin de eerst houten kerk op Almenum is gebouwd,
is fictief. Het geeft vooral het belang aan van getallen in de
vroeg-christelijke kerk en het getal zeven speelt in de Bijbel,
bijvoorbeeld bij de Schepping in 7 dagen en de zevende hemel, een
belangrijke rol. Het is een heilig, geluk brengend getal. Dit
gekoppeld aan de wijding aan St. Michael gaf de kerk status en
kracht. Het zelfde doet zich voor bij de stadsrechten, die
Harlingen/Harns zou bezitten. Deze stadsrechten, zeer belangrijk
voor de economische ontwikkeling en plaatselijk bestuur, zijn volgens
de officiële geschiedschrijving in het jaar 1234 verleend. Ook hier
veeleer een “magisch jaartal”. Er zijn geen originelen of kopieen
overgeleverd, niet vreemd overigens, en geschiedenis heeft de neiging
zichzelf te bevestigen. Vraag blijft, wie de stadsrechten heeft
verleend. Houden we het jaar 1234 aan, dan betekent dit, dat de
rechten, zijn verleend in een periode, die bekend staat als “de
Friese Vrijheid”. Er was weinig tot geen invloed van de Duitse
Keizer, waartoe Friesland behoorde, of de leenheren in Holland, die
bij Warns dramatisch werden verslagen. Deze periode van relatieve
autonomie duurde op dat moment al een aantal duizenden jaren. De
Romeinen gebruikten de Friezen liever als soldaat, dan ze tot
tegenstander te maken. Voor een veldslag doorliepen de krijgers, die
naakt waren, zich hadden beschilderd en hun haar met leem tot een
hanenkam hadden gekneed, een ritueel, waardoor ze in een fanatieke en
krijgslustige trance kwamen. In Friesland zijn meerdere Romeinse
munten gevonden, meegebracht door Friezen, die in den vreemde voor
Rome hadden gevochten.
REDBAD ZIET AF VAN DE DOOP
Friesland
werd geregeerd door regionale vorsten, die waarschijnlijk net als
Karel de Grote, van stad naar stad, trok en zo zijn keizerrijk tot
een eenheid smeedde. Een bekende Friese vorst is “Redbad”, die
hof hield in de periode dat het christendom, in de vorm van
missionarissen, hier binnendrong. Het verhaal gaat dat een
christelijke zendeling Redbad had overgehaald om zich te laten dopen.
Een belangrijk moment, want dan zouden al zijn onderdanen ook
overgaan tot het nieuwe, christelijke geloof en de oude heidense
goden en godinnen zou afzweren en uitbannen. Volgens de overlevering
zou Redbad in een beek door een priester worden ondergedompeld. Een
massa-bijeenkomst, met een delegatie van de kerk uit Rome en Redbad's
vrouw, kinderen en getrouwen. Al in het water staand stelt hij de
priester nog een laatste vraag. “Waar gaat mijn ziel naartoe na
mijn dood.” De priester antwoordt: “Als U gedoopt bent, komt uw
ziel in de hemel.” “En waar zijn mijn voorvaderen?”, vraagt
Redbad. “Die zijn terecht gekomen in de hel.” Redbad besluit op
dat moment om zich niet te laten dopen. Hij is liever samen met zijn
voorouders in de hel, dan alleen in de hemel.
Friezen,
net als Kelten en Germaanse stammen, zagen wouden en woudreuzen als
heilig en door de voorvaderen en goden bewoond. Bepaalde gedeelten
hadden een hoge status en werden door de Friezen gebruikt om samen te
komen voor het nemen van belangrijke besluiten en zaken van leven en
dood; maar ook van uitwisseling (huwelijken), handel en competitie.
De plekken zijn nog wel bekend (tussen Franeker en Harlingen en “het
Schakenbosch”, bij Heemskerk), maar bomen staan er niet meer. De
wouden van Friesland zijn hier verdwenen. Wat rest is een boomgaard
bij Herbayum, die opgewaardeerd is tot bos. Hetzelfde geldt voor de
hagen en heggen, die in Friesland het landschap bepaalden. Julius
Caesar prees hun militaire waarde. De hagen waren zo hoog en meters
diep, dat het voor zijn soldaten onmogelijk een nederzetting binnen
te dringen. In Noord-West Friesland heeft ruilverkaveling en
schaalvergroting deze belangrijke natuurwaarde, tot armetierige
proporties teruggebracht.
Maar
mocht het jaartal kloppen en is aan “Herlinghe” in 1234
stadsrecht verleend, dan heeft gemeente en middenstand een kans laten
lopen. In 2011, namelijk, bestond de stad 777 jaar!
Een
jubeljaar, waar geen ruchtbaarheid aan werd gegeven.