PATH OF 100 MONKEYS






Hoe beschermen we ons land tegen het water?

Nieuwsbericht | 28-01-2013
Dit jaar is het zestig jaar geleden dat Zeeland werd getroffen door de watersnoodramp. Sindsdien is er veel gebeurd om ons land te beschermen tegen het water. Maar hoe veilig is het nu? Het PBL (Planbureau voor de Leefomgeving) bekeek welke mogelijkheden er zijn om ons land op lange termijn effectief te beschermen tegen het water.
Bijna zestig procent van Nederland is gevoelig voor overstromingen vanuit zee of vanuit de rivieren. Gelukkig is ons land door het beleid van de afgelopen decennia tegenwoordig veel beter beschermd tegen overstromingen dan vroeger. Ondanks de groei van de bevolking met ruim 60 procent ten opzichte van 1950 is het risico dat er grote aantallen slachtoffers vallen door een overstroming nu bijna twintig keer lager. Toch voldoet nog een derde van de dijken en ongeveer 20 procent van de kunstwerken, zoals sluizen en gemalen, niet aan de huidige normen. Er blijven dus investeringen nodig, zowel voor de korte als lange termijn. Tegelijkertijd zijn de beschikbare middelen beperkt. De uitdaging is daarom om Nederland op een doelmatige wijze tegen overstromingen te beschermen.
Klik op de kaartjes voor meer informatie.
Infographic van het overstromingsgevoelige gebied van Nederland

De regio Dordrecht – Gorinchem is één van de gebieden waar de risico’s het grootst zijn.

De veiligheidsnormen

In de Waterwet is per gebied de maximaal aanvaardbare overschrijdingskans aangegeven voor de waterstand. De veiligheidsnormen variëren van 1:250 langs de Maas tot 1:10.000 voor de dijkringen Noord- en Zuid-Holland. Dit betekent dat de waterkeringen van de dijkringen in Noord- en Zuid-Holland bestand moeten zijn tegen een maximale waterstand die minder dan eens in de 10.000 jaar voorkomt. Langs de Maas is dit eens in de 250 jaar.
Infographic van de veiligheidsnormen van primaire waterkeringen

Beperking overstromingsrisico’s

Het PBL onderzocht welke methode van bescherming nu het meest effectief is. Het overstromingsrisico kan structureel worden verkleind als de Rijksoverheid zich niet alleen zou richten op de beperking van fysieke overstromingskansen (door bijvoorbeeld de dijken te verhogen), maar ook op het verkleinen van de gevolgen van een overstroming in termen van slachtoffers en economische schade. Een doelmatige maatregel hiervoor is het versterken van dijken tot zogeheten doorbraakvrije dijken, vooral in dichtbevolkte gebieden waar ook veel materiële schade is te verwachten. Deze extra stevige dijken kunnen een overstroming in zeer extreme omstandigheden (dat komt eens per 1.250-10.000 jaar voor) niet altijd voorkomen, maar zorgen er wel voor dat de schade beperkt blijft. Het water stroomt dan in kleine hoeveelheden over de dijk heen, in plaats van dat de dijk bezwijkt waardoor veel grotere hoeveelheden water het achterliggende gebied binnenstromen.
Infographic van de overstromingsrisico's in Nederland

Omdat door deze doorbraakvrije dijken het overstromingsgevaar aanzienlijk afneemt, hoeven in het achterliggende gebied minder aanpassingen in de bebouwde omgeving plaats te vinden om de mogelijke gevolgen van een overstroming te verminderen. Denk hierbij aan het verhogen van dichtbebouwde gebieden of verplaatsen naar minder risicovolle locaties. Dit soort aanpassingen is vaak moeilijk te realiseren en kost veel tijd en geld. De extra investeringskosten in doorbraakvrije dijken kunnen meevallen als deze worden gekoppeld aan bijvoorbeeld de herstructurering van het stedelijk gebied langs rivieren en de kust of het op orde brengen van de waterkeringen in het hoogwaterbeschermingsprogramma. Een dijk kan bijvoorbeeld tegelijkertijd dienst doen als weg of als boulevard.
Daarnaast moet in het rivierengebied ruimte open blijven voor de opvang van steeds meer water vanuit de rivieren. Dit betekent niet dat er in die gebieden geen activiteiten kunnen plaatsvinden. Bouwen op terpen of palen, landbouw, recreatie of het creëren een internationaal waardevol natuurgebied zijn mogelijkheden.
Infographic van omvang overstroming bij twee typen waterkering

Hoogwater rond Kerst 2012 op de Rijn was niet bedreigend

Bij herhaling berichtte de pers aan het einde van 2012 over de hoge waterstand bij Lobith. Rijkswaterstaat berichtte hierbij dat de waterstand boven de 14 meter boven NAP zou uitkomen. Bij deze waterstand is er wel hinder. Zo was bijvoorbeeld vlak voor Kerst een grote parkeerplaats in Tiel ondergelopen. Er was echter geen direct gevaar.
Hoe uitzonderlijk was deze situatie? De uiterwaarden beginnen in Nederland bij een waterstand van 12 meter boven NAP onder te lopen. In de afgelopen 100 jaar gebeurde dat vrijwel elk jaar. Bij een waterstand van 14 meter boven NAP, stroomt er circa 6000 kubieke meter water per seconde door de Rijn bij Lobith. Het systeem van dijken is echter berekend op een rivierafvoer van 15.000 kubieke meter per seconde. De dijken worden momenteel verder verbeterd en aangepast aan een Rijnafvoer van 16.000 kubieke meter per seconde. De laatste keer dat het hoogwater bedreigend was, viel in de winter van 1994/1995. De Betuwe werd toen ontruimd. Het water stond toen meer dan 16½ meter boven NAP en het jaarmaximum werd toen berekend op 12.000 kubieke meter per seconde.
Over de laatste 30 jaar gemiddeld bedraagt het jaarmaximum van de stroomsnelheid 7.000 kubieke meter per seconde. Over de laatste 10 jaar is dat 6.100. De situatie rond de Kerst van 2012 was dus niet uitzonderlijk.

Klimaatverandering

Er is veel discussie over de vraag of klimaatverandering zal leiden tot grotere rivierafvoeren en hogere waterstanden. Hoewel modelberekeningen wijzen op een toename van de rivierafvoeren, is er over de afgelopen honderd jaar nog geen trend in de piekafvoeren waarneembaar. Of een eventuele toename van de Rijnafvoer ons land ook zal bereiken, is op voorhand niet zeker. Dit hangt namelijk ook af van het waterveiligheidsbeleid in het bovenstroomse gebied. Als Duitsland het huidige waterbeheer handhaaft en geen extra maatregelen neemt bovenop het al lopende verbeteringsprogramma voor 2020, dan zal de afvoer die ons land binnenkomt door de waterbuffering in Duitsland blijvend worden gedempt. De maximale rivierafvoeren zullen in Nederland in dat geval vrijwel niet toenemen. Als in Duitsland de mogelijkheden voor waterbuffering in de toekomst worden ingeperkt, dan zullen ook in Nederland de piekafvoeren van de Rijn verder kunnen toenemen. Internationale afstemming van het overstromingsbeleid in Duitsland en Nederland is dus van belang.

Meer lezen

Meer informatie

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Persvoorlichting (070-3288688 of persvoorlichting@pbl.nl)